Wet minimumloon
Modernisering van de Wet Minimumloon en Minimumvakantietoeslag (WML) moet leiden tot duidelijkheid voor de sector en de zeevarenden. Sociale partners moeten gesprekken hierover oppakken. Rekening houdend met de internationale aard van de zeevaart.
Waarom is dit belangrijk?
Lange tijd was het de vaste koers van de Nederlandse overheid dat de Wet minimumloon
Tot de uitspraak bepaalde het woonland van de zeevarende altijd het antwoord op de vraag of de WML wel of niet van toepassing is. Dit wordt het
De rechtszaak
De rechtszaak ging – kortgezegd – over een bestuurlijke boete voor een reder van zeven zeesleepboten. De Inspectie SZW had die boete opgelegd voor het niet toepassen van de WML voor niet-EU zeevarenden. De Raad van State gaf de ISZW gelijk op basis van praktische ‘aanknopingspunten’. Onder andere de vlag, registratie van het schip, plaats van aanmonstering en bevoorrading maakten dat deze zeesleepboten hun thuishaven hadden in IJmuiden, en de WML van toepassing was.
Hoe lossen we dit op?
Door de introductie van het ‘thuishavenbegrip’ in deze specifieke zaak, heeft de Raad van State het vraagstuk over de reikwijdte van de WML niet duidelijker gemaakt.
De beloning van niet-EU-zeevarenden op Nederlands gevlagde zeeschepen is namelijk nog altijd gebaseerd op het woonlandbeginsel. De KVNR vindt dat het woonlandbeginsel zo veel als mogelijk moet blijven gelden als bepalend uitgangspunt. Het waarborgt een gelijk internationaal speelveld voor Nederlandse reders en een gelijkwaardige beloning van zeevarenden die hun thuis hebben in allerlei landen met allerlei verschillende economische standaarden.
Daarbij geldt dat de zeevarende altijd tenminste aanspraak heeft op het internationale minimumloon dat is bepaald door de Internationale Arbeidsorganisatie
Stand van zaken - 1 november 2024
Na de uitspraak van de Raad van State en gezien de introductie van het thuishavenbegrip zijn de KVNR en FNV vakbond Nautilus International
De KVNR ziet het belang van dat advies omdat uitgaan van het thuishavenbeginsel in plaats van het woonlandbeginsel, zou kunnen leiden tot WML-aanspraken van niet-EU zeevarenden die wonen buiten Nederland. Dit is een bedreiging voor de toekomst van de Nederlandse zeevaart, Nederlandse werkgelegenheid en het stelsel van gelijkwaardige beloning. Want van veel zeeschepen onder Nederlandse zou namelijk kunnen worden gesteld dat Nederland de thuishaven is ondanks het veelvuldig varen in internationale wateren.
De KVNR en Nautilus hebben sinds 2019 meerdere overleggen gehad over de WML. In het voorjaar van 2020 is aan de toenmalige ministers van SZW en IenW de gezamenlijke zienswijze gepresenteerd en ook een ‘schets van het minimumloon’ waarin basisprincipes zijn opgenomen waaraan een aangepaste WML zou moeten voldoen.
Na die presentatie is het door omstandigheden stil gebleven. Wel hebben de cao-partijen in de koopvaardij al vanaf 1 januari 2020 duidelijkheid gegeven door in cao’s voor niet-EU-zeevarenden overeen te komen wanneer aan boord van zeeschepen de WML van toepassing is en welke beloning dan geldt. Inmiddels zijn in augustus 2024 zijn de gesprekken weer opgestart. Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen over de WML.